Van de redactie
Zien is kennen
Je denkt er meestal niet bij na, maar om te kunnen zien moet je eerst iets doen. Je hoeft niet helemaal in beweging te komen, maar enige actie is wel gewenst. Zoals het gaat bij wakker worden: eerst je ogen opendoen, dan kun je zien ... of het licht is en tijd om op te staan of om aan de slag te gaan.
De Bijbel staat er vol mee. In Psalm 121: ‘Ik sla mijn ogen op en zie’,
in een vraag om en bevestiging van hulp. In Genesis 18 aan het begin van een belangrijke ontmoeting, daar staat het zelfs dubbel:
‘Abraham sloeg zijn ogen op, en keek, en zie, er stonden drie mannen voor hem.’ God zegt het dringend in Jesaja 43: ‘Kijk dan, Ik ben iets nieuws begonnen, ziet u het niet?’ Jezus zegt het haast gefrustreerd tegen zijn leerlingen als ze (weer eens) te weinig brood bij zich hebben en niet beseffen wie er bij hen in de boot zit: ‘Waar zitten jullie met je ogen, heb je dan geen inzicht?’
Zien gaat in de Bijbel vaak veel verder dan kijken alleen. Zien heeft ook de notie van kennen, elkaar zien, inzien, inzicht hebben. Yada is het mooie Hebreeuwse woord voor ‘kennen’, wisselde ik met ds. Jan van der Wolf uit in de voorbereiding van deze ‘Open je ogen’-krant. – En laat ik nou een lief klein pittig meisje kennen, met sprekende bruine ogen en juist deze naam!
Bij yada gaat het om een kennen dat dieper gaat dan rationele kennis. Het gaat over zien in de zin van: leren kennen in de omgang, meer van elkaar willen weten, elkaar in de ogen durven kijken, je hart openstellen. Denk aan het vroegere ‘kennis hebben aan elkaar’ of, in oudere Bijbelvertalingen, dat Adam zich aan Eva ‘bekende’ in Genesis 4, de intiemste relatie tussen mensen.
Dat gaat ook op voor God leren kennen en lezen in de Bijbel.
Je ogen opslaan, je ogen richten op wat je kunt leren. Zo je ogen opendoen geeft ervaringskennis en inzicht waar je met je hele bestaan bij betrokken raakt. Die kennis wordt om zo te zeggen geleerd op de school van de Heilige Geest. Dan hoeft straks niemand elkaar meer te onderwijzen over wie God is, zegt de profeet Jeremia in hoofdstuk 31: ‘Want zij zullen mij allemaal kennen, van de kleinste af tot de grootste toe.’
• Marieke (A.M.) van der Giessen-van Velzen
hoofd/eindredacteur